Lichamen staan nooit opzichzelf

Jenny Slatman

UTRECHT – Filosofe Jenny Slatman presenteerde onlangs haar nieuwe boek ‘Nieuwe Lichamelijkheid’. Dit werk, gebaseerd op uitgebreid empirisch-filosofisch onderzoek, pleit voor een andere kijk op lichamelijkheid binnen de gezondheidszorg. Slatman baseert haar visie op het biologisch holisme van neuroloog en psychiater Kurt Goldstein. Zij stelt dat een lichaam – een organisme – nooit losstaat van zijn fysieke en sociale omgeving. “Wanneer we niet meer enkel focussen op individuele lichamen, maar juist naar de relatie tussen lichamen en hun omgeving kijken, kunnen we betere zorg bieden.” Het boek biedt vooral een reflectie en filosofische duiding van de hedendaagse gezondheidspraktijk. Het is genomineerd voor de Socratesbeker 2024.

Relaties tussen lichamen en omgeving

Zwarte lichamen worden vaak gehinderd in een witte wereld. Vrouwenlichamen worden afgeschermd en afgeremd in een misogyne wereld. Dikke lichamen passen niet in een wereld die is afgestemd op het gemiddelde lichaam. Berolstoelde lichamen kunnen niet met de trap. Depressieve lichamen worden passief omdat de wereld hen niet meer uitnodigt.

Deze voorbeelden tonen aan dat lichamen nooit op zichzelf staan. Ze functioneren altijd in relatie tot andere lichamen en hun omgeving. Toch blijft de opvatting gangbaar dat lichamelijke problemen kunnen worden opgelost door te focussen op tekortkomingen in het lichaam, denken of gedrag van individuen. Slatman legt uit dat deze aanpak onvoldoende werkt. Er is meer aandacht nodig voor de materiële relaties waarin lichamen zich bevinden.

"Diversiteit vraagt om een eigen diverse infrastructuur... Nog te vaak blijft het bij mooie woorden."

Geneesmiddelen en diversiteit

Slatman wijst op de ontwikkeling van geneesmiddelen als voorbeeld. Dierproeven worden meestal uitgevoerd met mannelijke muizen, omdat vrouwelijke muizen hormonaal instabiel zijn. Onderzoekers kiezen voor een stabiel model, zonder hinderlijke ‘afwijkingen’. Dit leidt ertoe dat veel medicijnen niet of minder goed werken bij vrouwen. Hoewel het bewustzijn groeit dat dit anders moet, beschouwen farmaceuten vrouwen in de praktijk nog steeds niet als een aparte groep. Kinderen worden vaak gezien als kleine mensen die gewoon een lagere dosering nodig hebben.

Diversiteit in de gezondheidszorg

Slatman benadrukt de dringende noodzaak van meer aandacht voor diversiteit. Haar boek biedt weliswaar geen praktische handleiding, maar wel aanknopingspunten. “Diversiteit vraagt om een eigen diverse infrastructuur of, deftig geformuleerd, diversiteitsbeleid moet gematerialiseerd worden. Dit geldt niet alleen binnen de gezondheidszorg. Te vaak blijft het bij mooie woorden. Zo drukken de diversity officers van de universiteit ons als docenten op het hart om rekening te houden met de verschillende achtergronden van studenten. Intussen hangen er in de toiletten bordjes dat je niet mag hurken op het toilet. Grote groepen mensen hurken om hun darmen te ontlasten. Als de universiteit zo’n voorstander is van diversiteit, moet ze zorgen voor diverse toiletten, niet alleen één standaardpot.”

Fat shaming in de gezondheidszorg

Een hoofdstuk in het boek gaat over dikke mensen, de enige groep die in onze maatschappij nog openlijk lijkt te worden gediscrimineerd. Dokters maken zich ook schuldig aan fat shaming. “In het boek Vet Belangrijk van Boon & Van Rossum lees je dat DDD de eerste afkorting is die jonge dokters leren: dikke domme diabeet. Tegen dikke mensen zeggen zij bijna zonder uitzondering dat ze moeten afvallen, terwijl veel dikke mensen niet kunnen afvallen. Dat is erg pijnlijk. Dokters vinden vanuit hun medische blik dat het teveel aan vetweefsel het primaire probleem is. Mensen met een teveel aan vetweefsel kampen echter met grotere problemen: ze worden stelselmatig uitgesloten, beledigd en gediscrimineerd. Fat activisten, die de belangen van dikke mensen behartigen, stellen daarom dat hun problemen vooral worden veroorzaakt door de maatschappij die hen uitsluit. Deze botsing van opvattingen zorgt ervoor dat de patiëntengroep verstoken blijft van passende zorg.”

"De meeste ziektes zijn ingewikkelder dan een tekort aan een stofje."

Op zoek naar een middenweg

Op zoek naar een middenweg tussen het medische model van dokters en het sociale model van fat activisten, analyseert Slatman de autobiografie van de Amerikaanse schrijfster Roxane Gay. Gay, slachtoffer van een groepsverkrachting in haar tienerjaren, beschrijft in haar boek Honger haar worsteling met een zwaarlijvig lichaam. Ze vindt, in navolging van de body positivity movement, dat ze trots en blij zou moeten zijn met haar lichaam, maar voelt dat niet zo. In haar werk als bekende auteur wordt ze voortdurend geconfronteerd met de misfit tussen haar lichaam en de infrastructuur: het ontbreken van een trapje om een podium op te komen, een krakkemikkige stoel, enzovoort.

Misfits en aanpassingen

“Veel misfits zijn op te lossen als je niet enkel kijkt naar het individuele lichaam, maar naar de relatie tussen lichaam en materiële omgeving. Voor iemand zoals Gay is het makkelijker om het meubilair aan te passen dan te verwachten dat een dergelijk zwaarlijvig lichaam transformeert tot een lichaam dat in een standaard stoel past.”

De lichamelijke ‘landkaart’ in diagnostiek

De sterke focus op het lichaam als ‘landkaart van ziektes’ past volgens Slatman in de historische ontwikkeling van de geneeskunde. Vanaf de 18e eeuw werden anatomen steeds belangrijker. Het begint met orgaan-pathologie en wordt steeds gedetailleerder: weefsel, cel, DNA. De algemeen heersende opvatting is dat de oorzaak van ziekte in het lichaam zit. De stethoscoop, een van de eerste medische apparaten, symboliseert deze verandering. De medische blik gaat van buiten naar binnen.

Ook de huidige diagnostiek blijft primair een zoektocht naar de fysieke ziektehaard. Het vertrekpunt is de hulpvraag van de patiënt: wat kan ik voor u doen? “Wat opvalt is dat er weinig tijd is voor het verhaal van de patiënt. Na gemiddeld 11 seconden neemt de dokter het over. Oneerbiedig gezegd is de anamnese een kruisverhoor in dienst van waarheidsbevinding.”

Beperkingen van huidige diagnostiek

Maar er zijn ziektes die zich lichamelijk manifesteren, maar niet vindbaar zijn op de lichamelijke landkaart. Als je geneeskundestudenten vraagt hoe dat zit, luidt het antwoord steevast: dan is het niet somatisch, maar psychisch. Dit creëert dualisme. Zie long-COVID, de ziekte móet in het lichaam zitten.

Slatman voegt toe: ”Dit is geen verwijt aan dokters. Er zit ook een systemische component in, met name de angst om iets te missen. Dus toch nog maar een bloedtest uitvoeren.” Deze onzekerheid komt tot uiting in protocollen en checklists. Begrijpelijk, maar hierin verdwijnt het verhaal van de patiënt. Open vragen geven veel meer informatie, maar kosten ook veel meer tijd dan gesloten vragen. Neem iemand die op het spreekuur komt met keelpijn en vertelt dat zijn zwager overleden is aan keelkanker. In zo’n geval werkt geruststellen beter dan medicatie. Kortom, er is meer aandacht nodig voor context. De meeste ziektes zijn ingewikkelder dan een tekort aan een stofje. Huisartsen weten dat en besteden bij aanhoudende lichamelijke klachten veel tijd aan sociaal werk. De onzekerheid van de dokter over het niet vinden van de oorzaak leidt vaak tot doorverwijzen en nog meer diagnostiek. Hierbij wordt in veel gevallen niet kritisch stilgestaan bij de vraag of herhaald of aanvullend onderzoek wel nuttig is.

"Depressie is bij uitstek een ziekte van de relatie; mensen met depressie worden afgesneden van de wereld."

Meetrillen en depressie

Ook bij mentale problemen zoals depressie, die tegenwoordig vaak worden gereduceerd tot chemische disbalans in de hersenen, kan aandacht voor lichamelijkheid en de relatie met de omgeving tot betere zorg leiden. Slatman: “Vanuit het dominante ‘breindenken’ gaat men ervan uit dat antidepressiva de breinchemie weer in balans kunnen brengen. De Duitse psychiater en filosoof Thomas Fuchs stelt juist dat je het probleem van depressie niet zomaar kunt terugbrengen tot hersenactiviteit. Het meest typerende van depressie, stelt hij, is dat depressieve lichamen verharden en niet meer meetrillen met de omgeving: mensen voelen zich daardoor niet meer verbonden met anderen en de omgeving.

Depressie als relationele ziekte

Depressie is bij uitstek een ziekte van de relatie; mensen met depressie worden afgesneden van de wereld. Daarom denk ik ook dat cognitieve gedragstherapie niet altijd de beste zorg is. Bij deze veelgebruikte therapie worden mensen telkens teruggeworpen op hun eigen gedachten, waardoor ze juist van al het andere worden afgesneden. Door denken heb je geen contact. Dat vereenzaamt.” De aanpak past in het neoliberale denken van onze tijd, waarin steeds wordt gewezen op eigen verantwoordelijkheid: jij hebt problemen, jij lost ze op. Maar als je uitgaat van het idee van nieuwe lichamelijkheid, dan kijk je telkens naar de relatie tussen individuele lichamen en hun omgeving. Zo kun je bijvoorbeeld ook kijken of de omgeving zo in te richten is dat lichamen weer gaan meebewegen en meedoen.

Datum

Tags

Share