Op zoek naar een middenweg
Op zoek naar een middenweg tussen het medische model van dokters en het sociale model van fat activisten, analyseert Slatman de autobiografie van de Amerikaanse schrijfster Roxane Gay. Gay, slachtoffer van een groepsverkrachting in haar tienerjaren, beschrijft in haar boek Honger haar worsteling met een zwaarlijvig lichaam. Ze vindt, in navolging van de body positivity movement, dat ze trots en blij zou moeten zijn met haar lichaam, maar voelt dat niet zo. In haar werk als bekende auteur wordt ze voortdurend geconfronteerd met de misfit tussen haar lichaam en de infrastructuur: het ontbreken van een trapje om een podium op te komen, een krakkemikkige stoel, enzovoort.
Misfits en aanpassingen
“Veel misfits zijn op te lossen als je niet enkel kijkt naar het individuele lichaam, maar naar de relatie tussen lichaam en materiële omgeving. Voor iemand zoals Gay is het makkelijker om het meubilair aan te passen dan te verwachten dat een dergelijk zwaarlijvig lichaam transformeert tot een lichaam dat in een standaard stoel past.”
De lichamelijke ‘landkaart’ in diagnostiek
De sterke focus op het lichaam als ‘landkaart van ziektes’ past volgens Slatman in de historische ontwikkeling van de geneeskunde. Vanaf de 18e eeuw werden anatomen steeds belangrijker. Het begint met orgaan-pathologie en wordt steeds gedetailleerder: weefsel, cel, DNA. De algemeen heersende opvatting is dat de oorzaak van ziekte in het lichaam zit. De stethoscoop, een van de eerste medische apparaten, symboliseert deze verandering. De medische blik gaat van buiten naar binnen.
Ook de huidige diagnostiek blijft primair een zoektocht naar de fysieke ziektehaard. Het vertrekpunt is de hulpvraag van de patiënt: wat kan ik voor u doen? “Wat opvalt is dat er weinig tijd is voor het verhaal van de patiënt. Na gemiddeld 11 seconden neemt de dokter het over. Oneerbiedig gezegd is de anamnese een kruisverhoor in dienst van waarheidsbevinding.”
Beperkingen van huidige diagnostiek
Maar er zijn ziektes die zich lichamelijk manifesteren, maar niet vindbaar zijn op de lichamelijke landkaart. Als je geneeskundestudenten vraagt hoe dat zit, luidt het antwoord steevast: dan is het niet somatisch, maar psychisch. Dit creëert dualisme. Zie long-COVID, de ziekte móet in het lichaam zitten.
Slatman voegt toe: ”Dit is geen verwijt aan dokters. Er zit ook een systemische component in, met name de angst om iets te missen. Dus toch nog maar een bloedtest uitvoeren.” Deze onzekerheid komt tot uiting in protocollen en checklists. Begrijpelijk, maar hierin verdwijnt het verhaal van de patiënt. Open vragen geven veel meer informatie, maar kosten ook veel meer tijd dan gesloten vragen. Neem iemand die op het spreekuur komt met keelpijn en vertelt dat zijn zwager overleden is aan keelkanker. In zo’n geval werkt geruststellen beter dan medicatie. Kortom, er is meer aandacht nodig voor context. De meeste ziektes zijn ingewikkelder dan een tekort aan een stofje. Huisartsen weten dat en besteden bij aanhoudende lichamelijke klachten veel tijd aan sociaal werk. De onzekerheid van de dokter over het niet vinden van de oorzaak leidt vaak tot doorverwijzen en nog meer diagnostiek. Hierbij wordt in veel gevallen niet kritisch stilgestaan bij de vraag of herhaald of aanvullend onderzoek wel nuttig is.